Veel van het denken en werken van Anish Kapoor komt voort uit zijn boeddhistische levenshouding hoewel hij daar vaak terughoudend over spreekt. De kunstenaar wil de beschouwer niet te veel in de weg zitten. Hij benadrukt met regelmaat het avontuur in de ervaring en laat de betekenissen graag open. In een interview zegt hij: “Uiteindelijk ga ik het atelier in en zeg: ‘Ik weet niet wat ik moet doen. Ik ben verdwaald.’ Dan ontstaan er dingen en het is het ding in de ruimte waarmee je werkt. Ik ben daar echt in geïnteresseerd als een proces, omdat het proces je in richtingen stuurt die je daar rationeel niet zou kunnen brengen.”
Deze woorden lijken tegenovergesteld aan de zorgvuldige wijze waarop Kapoor zijn objecten maakt. Ze zitten technisch geraffineerd in elkaar. Alles is scherp afgewogen om tot de totaalervaring te komen die hij voor ogen heeft. Het ‘ontdekken’ dat Kapoor beschrijft gaat dan ook eerder over het creatieve ontstaansproces in en buiten zijn atelier dan over het technisch perfect ogende eindresultaat.
Sommige titels in zijn werk verwijzen expliciet naar boeddhistische begrippen zoals Svayambhu (2007) of Tarantara (1999). De mysterieuze geslotenheid die het werk van Kapoor kenmerkt brengt hij zelf in verband met wat hij ‘the void‘ noemt wat zoiets als leegte betekent. Maar wel een leegte die vol is. Als de tastbare stilte die je bijvoorbeeld kunt voelen in de bergen of het grenzeloze donker waar je als kind zo bang voor kan zijn. In het boeddhisme wordt dit complexe begrip Śūnyatā genoemd. Over Descent in limbo zegt hij: “Het leest niet als een gat in de grond, maar als een zwart tapijt dat op de grond ligt. Het is geen lege donkere ruimte, maar een ruimte vol duisternis.” Kapoor is op zoek naar de denkbeeldige gevoelde leegte, het alomvattende niets en heeft uiteenlopende manieren gevonden om dit te onderzoeken.