Ai Weiwei wordt in 1957 geboren in Beijing als zoon van de beroemde dichter Ai Qing. Het gezin zucht in de jaren vijftig en zestig onder de repressie van de communistische partij en de Culturele revolutie. Ai Qing was ooit vertrouweling van Mao maar hij werd niet rechtlijnig genoeg bevonden en belandde in een werkkamp. Later wordt hij met zijn gezin naar de kampen van Xinjang gestuurd, de regio waar nu de Oeigoeren worden onderdrukt en massaal in ‘heropvoedingskampen’ terecht komen. In een interview zegt Ai Weiwei: ‘Opgroeien tijdens de Culturele revolutie heeft heel erg bijgedragen aan het feit dat ik kunstenaar ben geworden. Mijn vader moest de wc’s schoonmaken. Echt het meest rottige werk, ook voor de dorpelingen. Elke dag had je dus te maken met dit soort discriminatie, met weggedrukt en gezien worden als een minderwaardig mens. Als ik dat soort mensen ergens zie wil ik altijd gelijk weten hoe dat voelt. Vrijheid van meningsuiting, mensenrechten, het grijpt terug op de strijd die ik, mijn familie, deze hele generatie moest voeren voor die basale rechten. Daardoor begreep ik hoe sterk de stem van een kunstenaar kon zijn.’ In een interview in The Guardian zegt hij: ‘Ik ben nog steeds een Chinees staatsburger, een paspoorthouder. Maar ik heb niet het gevoel dat het mijn vaderland is. Ik spreek Chinees en ik ben een typische Chinees – maar ik heb daar nooit een thuis gehad. In het jaar dat ik werd geboren, werd mijn vader verbannen. Dus mijn verhaal begon zonder thuis, ik werd gewoon weggeduwd naar een heel afgelegen gebied als een soort vijand van de staat.’ Hij heeft zich altijd verbonden gevoeld met het lot van vluchtelingen wereldwijd en maakt in 2017 de documentaire Human flow waarin hij vluchtelingen op verschillende plaatsen in de wereld volgt. In 2019 maakt hij het werk Thin line, een rode lijn van licht dwars door Amsterdam waarin de vraag wordt gesteld naar wat grenzen zijn, hoe ze worden bepaald en door wie.