Menu Sluiten

Damien Hirst – Op leven en dood

Handen desinfecteren, mondkapje, spatbril, isolatieschort, handschoenen aan. Zo veel dagen. Zo veel materiaal. Wanneer ik dat aantrek in het ziekenhuis waar ik werk moet ik met enige regelmaat denken aan het werk van de Britse beeldend kunstenaar Damien Hirst (1965). Het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft een werk van Hirst in de collectie dat simpelweg Waste heet. Het bestaat uit een rechthoekig zwart stalen kooi met glas waarbinnen zich een enorme hoeveelheid ziekenhuismateriaal bevindt. Handschoenen, plastic spuiten, verpakkingen, gaasjes en zakjes. Een wonderlijke verzameling van materialen, kleuren en letters. Het is onbevattelijk hoeveel afval er uit de ziekenhuizen komt. Bij de enige verbrandingsoven voor specifiek ziekenhuisafval (SZA) is het afgelopen jaar al 600.000 kilo corona gerelateerd afval verwerkt. Bijna elke dag is er bij mij even de gewaarwording van onze kwetsbaarheid en die immense machinerie die we hebben opgetuigd om ziekte en dood te beteugelen.

Damien Hirst – ‘Waste’, 1994, 152.4 x 213.4 x 106.7 cm. Glas, staal, siliconenrubber, hout en medisch materiaal.

De coronaperiode heeft het werk van Damien Hirst weer even heel actueel gemaakt. Elk werk dat Hirst de afgelopen drie decennia heeft gemaakt gaat over vergankelijkheid en de dood. Of zoals Hirst het zelf eenvoudig zegt: “er is niets anders en je weet dat het een feit is dat het leven op elk moment onverwachts kan worden weggenomen. Ik bedoel, het fascineert me en het beangstigt me tegelijkertijd maar ik denk niet dat er kunstwerken zijn waar ik van hou die niet over de dood gaan.”

Damien Hirst – ‘The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living’, 1991, 217 x 542 x 180 cm. Glas, geverfd staal, siliconen, monofilament, haai en formaldehyde-oplossing. Foto: Chaostophy.

Seamus O’Mahoney, gepensioneerd maag-darm-leverarts in het Engelse Cork University ziekenhuis, signaleert met enige regelmaat een maatschappelijk probleem met betrekking tot de wijze waarop wij in westerse samenlevingen omgaan met de dood. Hij zet in zijn prachtige boek The way we die now uit 2016 vraagtekens bij de overmedicalisering rondom de dood en het sterven en zoekt vervolgens antwoorden bij schrijvers, kunstenaars en filosofen. Al op de eerste pagina wordt het werk van Damien Hirst aangehaald. O’Mahoney vergelijkt de wijze waarop we omgaan met de dood met de manier waarop we daar bijvoorbeeld in de zestiende eeuw mee omgingen. Hij zegt: “De dood werd gevreesd en beschouwd als een klap voor de gemeenschap, maar de stervenden en hun begeleiders wisten hoe ze daar mee om moesten gaan. De dood was bekend, de dood was snel, de dood werd erkend en de dood was openbaar. Toen de dood niet langer ’tam’ was, toen hij verborgen en gemedicaliseerd raakte, merkten we dat we verdwaald en gedesoriënteerd waren, zonder dat er een draaiboek was dat we konden volgen. We hebben de dood zo volledig uit onze gedachten verbannen dat een van de beroemdste kunstwerken van de afgelopen vijfentwintig jaar, Damien Hirst’s haai-in-een-tank-met-formaldehyde, een krachtige en kernachtige titel heeft: The physical impossibility of Death in the mind of Someone Living.” 1

De titel leest als een filosofisch vraagstuk. Hoe kun je de dood nu ervaren als je nog leeft? Tegelijkertijd raakt de titel volgens O’Mahony aan het feit dat we de dood systematisch uit ons bestaan proberen te denken.

Damien Hirst – ‘The immortal’, 1997-2005, 261 x 514.2 x 243.8cm. Glas, geverfd staal, siliconen, monofilament, haai en formaldehyde-oplossing. Foto: Gazanfarulla Khan. 

Het theatrale spektakel van Damien Hirst brengt de dood midden in de spotlights. Vrijwel al zijn werk is te beschouwen als een ‘memento mori. De haai op sterk water, doorgezaagde koeien, schapen, ontelbaar dode vliegen, vlinders, een schedel belegd met diamanten, de kabinetten en vitrines vol pillen en medisch materiaal. Er is geen ontkomen aan. Fascinatie, afkeer, ontzag, verwondering en schoonheid wisselen elkaar af. Vanaf het moment dat ‘de haai’ begin jaren negentig werd tentoongesteld is Hirst in Engeland nauwelijks weggeweest uit het nieuws. Zijn tentoonstellingen zijn blockbusters en hij is binnen korte tijd de bestbetaalde beeldend kunstenaar op aarde geworden. Kritiek is er volop. Hirst is ‘the guy you love to hate’ en hij heeft daar een beproefd antwoord op: ‘Ik hou ervan als mensen van mijn kunst goed vinden. Ik hou ervan als mensen mijn kunst haten. Ik wil gewoon niet dat ze mijn kunst negeren.‘

Buiten het vele geld dat met zijn werk is gemoeid klinkt het verwijt onder critici ook dat het weinig diepte heeft en bepaald niet subtiel genoemd kan worden.2 Dat klopt misschien wel allemaal, zijn werk is direct, confronterend, helder en eenvoudig. Precies de ingrediënten die nodig zijn om het werk zeer populair te maken onder een groot en breed publiek. Hirst geeft zo ook onze omgang met sterfelijkheid en de angst voor de dood een groot podium.

Damien Hirst – ‘Away from the flock, 1994, 96 x 149 x 51 cm. Glas, geverfd staal, siliconen, acryl, plastic, schaap en formaldehyde-oplossing.

De haai op sterk water is zo’n beeld dat raakt aan de angst voor de dood. Hirst heeft de haai om die reden ook gekozen, het moest in ieder geval zo groot zijn ‘dat het je zou kunnen opeten’. Jaws in het museum. In een vergelijkbaar werk Away from the flock uit 1994 dringt zich het beeld op van een schaap dat te ver van de kudde is verwijderd. Het gevaar loert en het onheil heeft plaatsgevonden. Het staart de toeschouwer stilzwijgend aan. En wij staren naar het onheil.

Hirst sluit aan bij een oud christelijk thema in de kunst, de vanitasstillevens uit de Nederlandse kunst van de zeventiende eeuw. Deze stillevens handelen over de vergankelijkheid van het aardse bestaan en wijzen op het leven na de dood. Rottend fruit, vlinders, vergane bloemen, klokwerken, boeken en schedels zijn enkele van de gangbare symbolen uit die tijd. Hirst voegt in zijn inmiddels enorme oeuvre een aantal nieuwe symbolen toe en laat een aantal oude op spectaculaire wijze herleven.

Damien Hirst – ‘Gnosis’, 2018, vlinders en lakverf op doek, 189.9 x 14.3 cm. Foto: ACME

De vlinder neemt daar ook weer een belangrijke plaats in. Het verwijst naar fragiliteit, kortstondig leven, transformatie en wedergeboorte. Hirst heeft door de jaren heen tientallen werken gemaakt waarin echte vlindervleugels zijn verwerkt. Vaak zijn ze symmetrisch geformeerd op een rond canvas, als een mandala. In het werk Gnosis uit 2018 zien we helderblauwe en witte vlindervleugels met in het midden twee vlindervleugels die er bijna als ogen uitzien. En in de titel weer die verwijzing naar religie. Hirst erkent dat het katholicisme doordringt in hoe hij de dingen ziet: “Ik was katholiek tot mijn twaalfde. Toen gingen mijn ouders scheiden en verliet mijn moeder de kerk. Ik hield van de beelden: het bloed. Maar breng God binnen, en ik verander in een wetenschapper en zeg dat er geen God is.” Hirst put echter rijkelijk uit de christelijke beeldtaal waarmee hij in zijn jeugd omringd is geweest.

Zo ook in de vlinderseries die een uitgesproken mystieke spiritualiteit in zich lijken te dragen. Een immens drieluik met zwarte vlinders dat oogt als de kosmos heet The Creator, een ander draagt de naam Doorways to the kingdom of heaven. Noble path verwijst weer naar de vlinder als symbool van transformatie in het Boeddhisme.

Damien Hirst – Zaaloverzicht White Cube Londen, 2019. Foto: ACME

In een interview met The Guardian geeft Hirst aan dat zijn werk tijdens de pandemie aan betekenis heeft gewonnen. De dood staat voor velen plotseling weer in het centrum van het dagelijkse leven. Hirst maakte voor de NHS (National Health Service) in het Verenigd koninkrijk een serie vlinderwerken waarvan de opbrengst naar de zorg ging. Ook kan men gratis een werk downloaden als poster. Als hart onder de riem.

Damien Hirst – ‘Butterfly Rainbow’, 2000,  42 x 29,7 cm. Download op damienhirst.com

In 2007 verraste Hirst de wereld met de sculptuur For the love of god, een bijna krankzinnig beeld dat bestaat uit een platina schedel geheel bezet met diamanten. Ook weer een klassiek vanitassymbool maar nu toont het zich als een kunstwerk dat de dood opzichtig provoceert. ‘Zie mij in alle glans en rijkdom onsterfelijk zijn’ lijkt het bijna te zeggen. Platina is oersterk en diamanten verbeelden al bijna de deur naar de eeuwigheid. Hirst zag het zelf ook als een soort overwinning op de dood. De tanden laten een schijnbaar lichte glimlach zien. Oud-directeur van het Stedelijk museum Rudi Fuchs, en groot bewonderaar van Hirst, schrijft in een tekst over de schedel: ‘Het eerste dat opvalt als je naar de schedel kijkt, is zijn intense helderheid. Het is echt een sprankelend object van eindeloos licht. Het ziet er niet eens dood uit.’

De titel van dit werk is afkomstig van de moeder van Hirst. Zij vroeg zich af wat Hirst “for the love of god” (in godsnaam) als volgende kunstwerk zou maken. Een diamanten schedel dus.

Damien Hirst – ‘For the love of god’, 2007, 17.1 x 12.7 x 19 cm. Platina, diamanten en menselijke tanden. Foto: dnyinnyc

De woorden van Seamus O’Mahony klinken door in de series die Hirst maakte rondom objecten uit de medische wereld in zijn kabinetten en vitrines zoals pillen, doosjes medicijnen, beschermende materialen en chirurgische hulpmiddelen. Hirst voegt zo nieuwe hedendaagse vanitassymbolen toe. In slagorde liggen ze veelal kaal en ongebruikt in oneindige hoeveelheden te wachten op glanzende schappen en vitrines. In het werk The void (de leegte) uit 2000 zien we een immense stalen vitrine waarin een grote hoeveelheid losse pillen op gelijke afstanden aan de beschouwer wordt getoond. De pillen die zijn gemaakt van gips en daarna beschilderd zijn bedrieglijk echt. De verschillende felle kleuren van de pillen worden in de spiegelende kast versterkt. Hirst toont ons de belofte van de medische wereld. Ook deze werken dragen titels die vaak verwijzen naar existentiële en religieuze betekenissen zoals Dance of Death, Infinity en In search of Nirvana.

Damien Hirst – ‘The Void’, 2000, 236 x 471 x 11 cm. Glas, roestvrij staal, aluminium, nikkel, bismut en giethars, gekleurd gips. Foto: rocor, Jay Walsh.

Heeft de coronacrisis ons denken over de dood fundamenteel veranderd? O’Mahoney ziet dat er nog steeds een taboe is als het om de dood gaat ondanks het feit dat we sinds het begin van de pandemie elke dag worden bijgepraat over de opnames op de intensive care, besmettingscijfers en sterftecijfers en ondanks dat de media elke dag berichten over begrafenissen en crematies over de hele wereld. O’Mahony merkt op dat we er nog goed vanaf zijn gekomen gezien eerdere pandemieën zoals de pest of de Spaanse griep.

Er zijn in de afgelopen periode scheidslijnen en tegenstellingen ontstaan in de samenleving die perspectieven op leven en sterven misschien wel ingrijpend hebben veranderd. Overal zijn vanaf de eerste lockdown in maart vorig jaar scherpe moreel geladen discussies gevoerd over waarden als vrijheid, respect, rechtvaardigheid, solidariteit en waardigheid. Niet zelden kwamen deze spanningen samen in de ongemakkelijke vraag wat een menselijk leven eigenlijk mag kosten. Welke sporen deze maatschappelijke gemoedstoestanden achter laten in ons denken over kwetsbaarheid, sterfelijkheid, dood en afscheid kunnen we nog niet helemaal uittekenen. We leven nog midden in de woelingen.

Noten

  1. O’Mahony, Seamus. (2017). The Way We Die Now. pag. 1-2. Londen. Head of Zeus.

  2. Jager, Hans Hartog den. (2008). Haai op sterk water. Amsterdam. De Bezige Bij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.